Het is zaterdagmorgen. Ik lees de krant in bed. Ik doe dat nooit, maar vandaag wel. Er is meer dat vandaag anders zal gaan dan vandaag. Dat heeft allemaal te maken met morgen. Ik sta op, neem een douche, kleren en koffie en ga naar de sportschool. Doe ik anders nooit op zaterdag.
Het is druk in de sportschool. Veel drukker dan op zondag. Toch sla ik even een beurt over voordat ik begin, omdat ik niet graag vlak achter iemand anders aanga, zeker niet als diegene dik en bezweet is. Wanneer ik een paar apparaten heb gehad merk ik dat het zwaar gaat, maar wel soepel. Even later vraagt Jolanda hoe het gaat. Ik knik geruststellend en vertel haar dat ik merk dat ze een en ander op elkaar heeft afgestemd. Ze stelt voor alle nog even ietsje zwaarder te zetten, kennelijk getriggerd door het woord soepel, wat om mij heen hangt. Ik geef toe maar draai dat later wanneer alles alleen maar zwaarder voelt weer terug. Ik voel me gespannen. Dat heeft met morgen te maken. Het is allemaal niet zo belangrijk, maar morgen ga ik meedoen met de Sint Nicolaasloop. Mijn eerste officiële wedstrijd over vijf kilometer. Ik weet dat ik het kan maar het feit dat ik het me heb voorgenomen betekent ook dat het moet en omdat het nu moet voel ik de spanning. Bovendien heb ik vanmorgen mijn inlegvelletje en mijn medicijnen vergeten, waardoor ik me onzeker en onrustig voel, al zie je daar uiterlijk weinig van vermoed ik, maar dat weet ik niet helemaal zeker. Ondertussen fiets ik rustig door en al is het druk, er is niemand bij die ik zo goed ken dat ik een praatje wil maken. Dat is wel heel prettig want sinds gisteren heb ik mijn nieuwe gebit in en dat voelt nog reuze onwennig, alsof ik een hele volle mond heb met twee beugels boven en onder. Ik hoor de waarschuwende stem van mijn moeder dat ik met volle mond niet mag praten en verken in stilte al sportende met mijn tong de nieuwe ruimte. Dan komt Robert even kletsen en vragen hoe het gaat. Ik vertel over nu en morgen en vergeet alles wat ik gezegd heb. Na de tweede ronde ben ik klaar en opgelucht stap ik af. Ik kleed mij weer om en laat mijn fasekaartje aftekenen.
Terwijl ik naar buiten loop, roept Robert opeens vanuit de verte: ‘Doei Ate, succes morgen!’ Mijn hart maakt een sprongetje, ik zwaai naar hem en voel opeens ruimte in de zaal. Leuk dat-ie dat doet. Wanneer ik net thuis ben, gaat de telefoon. Het is een heel vriendelijk meisje van Specsavers die vertelt dat mijn bril klaar is. Ik heb in Parijs een montuur gekocht en heb daar hier glazen in laten zetten. Ik rij heen en weer en zit even later aan de Brinta met een hoofd dat aan alle kanten nieuw voelt. Was het maar maandag en alles weer gewoon.
Ate Vegter, 25 november 2017
http://www.atevegter.wordpress.com