Meneer Brouwer leefde een eenvoudig en weemoedig bestaan zou je kunnen zeggen. Hij bemoeide zich nergens mee en wist overal wat van. Hij realiseerde zich heel goed dat dat hem heel veel rust gaf en dat het bij de meeste mensen precies andersom was. Hij zei dat nooit hardop, want hij was de vriendelijkheid zelve en niet geneigd zijn innerlijke roerselen uit te spreken, waarmee hij zich zeer geliefd maakte, voor zover hij ooit iemand sprak.
Er was eigenlijk maar één probleem. Hij dronk. Geen alcohol of zo, tenminste niet in gezelschap, maar hij dronk wel overmatig veel water en dat was toch een ongemakkelijke situatie, soms. Hij dronk het liefst plat water en nog liever water met een beetje koolzuur erin en vaak moest hij zich in allerlei bochten wringen om precies dat te kunnen drinken wat hij graag lustte. Hij was ook geen bierdrinker, wat de mensen om onverklaarbare redenenen soms wel eens dachten, maar wat de mensen dachten daar had meneer Brouwer weinig mee te maken, want hij sprak nooit iemand, al zul je hem dat nooit hardop horen zeggen, al zou je dat nog zo graag willen. Zo was meneer Brouwer niet en dat beviel hem tot nu toe heel goed en er was geen enkele reden om anders te gaan leven dat hij nu deed.
Hij woonde met veel plezier in Waterland en dat was een hele verbetering met vroeger, juist omdat hij zoveel van water hield. Hij had ooit in Rotterdam en Amsterdam gewoond, maar het wonen in een grote stad aan een grote rivier was hem nooit goed bevallen. Het was wel opmerkelijk aan die twee steden, dat ze vernoemd waren naar twee kleine riviertjes, de Rotte en de Amstel, waardoor meneer Brouwer ooit op het verkeerde been gezet was, maar dat ze toch openlijk flirtten met de Maas en het IJ. Liever woonde meneer Brouwer in een kleine stad aan een kleine rivier en nu hij in Monnickendam aan het kleine riviertje de Monnick woonde viel alles op zijn plek. De oude monniken hadden zich in de oertijd aan het kleine watertje gevestigd en alle leken er weggejaagd tot over de Leek. Eerst hadden ze een dam in de Monnick gelegd, maar daar kregen ze na een paar jaar weer spijt van en toen hebben ze er weer een gat in gegraven en dat noemden ze toen het Monnickendammer Gat, want zo slim waren ze wel. Ze waren niet voor niets de eersten die konden lezen en schrijven, al waren ze daar niet trots op, want lezen en schrijven is ook niet alles.
Zo mijmerend kwam meneer Brouwer aan bij Café 1614, waar hij naar binnen ging en een glas priklimonade bestelde, want hij had tot zijn genoegen vastgesteld dat dat weer volop verkrijgbaar was en dat niemand meer geloofde in de verhalen van Marcel van Dam dat die prachtige flessen waaruit de priklimonade geschonken werd zouden kunnen ontploffen en je kunt tenslotte niet elke dag water drinken. Je wil toch ook wel eens iets anders en die gelegenheid deed zich nu mooi voor.
Ate Vegter, 29 december 2017
http://www.atevegter.wordpress.com