1100 Van Amsterdam naar Monnickendam

Het is zo gemakkelijk om een baan en een woning in Amsterdam te vinden. Het lijkt wel alsof het voor mij bestemd is, alsof mijn hele leven hier op mij ligt te wachten. In 1980 word ik aangenomen op de eerste baan waarnaar ik solliciteer, bij een leuke internationale organisatie, met kantoor op de Keizersgracht. Nadat ik een paar weken aan de slag ben spreek ik een jongen die in het voorhuis woont. Hij gaat een tijdje naar Duitsland en zoekt een onderhuurder. Mijn hartslag versnelt wanneer ik zeg dat ik er heel graag wil wonen. Het is een mooie kamer met een grote boekenkast en een dakterras. Ook voor de poes is het fijn. Overdag gaat ze met mij mee naar het werk in het achterhuis en als ze het zat is gaat ze naar huis. Was alles altijd maar zo eenvoudig gebleven.

Ruim een jaar later gaan vrienden van mij uit Amsterdam weg. Ze laten een huis achter in de Wilhelminastraat en bieden mij aan er clandestien te gaan wonen, zonder toewijzing van de almachtige Dienst Herhuisvesting. Ik besluit het te doen en word er zeer ongelukkig. Of zoiets in een huis zit of in mij weet ik niet maar ondanks dat ik elke maand trouw de huur betaal voel ik mij een paria en een kraker en ik verkommer zodra ik na mijn werk op de gracht thuis kom in de pijpenla. Ik eet altijd alleen en krab in vluchtige wanhoop het behang van de muren in de hoop daarachter misschien mijn bestemming te vinden. Na een paar maanden stoppen de dreigbrieven en hangt er een ontruimingsbevel aan de deur. Een paar dagen later ben ik weg, terug naar de Keizersgracht.

Wanneer het goed gaat, gaat het beter en ik word verliefd op een collega en een andere collega heeft nog een moeder met een lege etage en zo woon ik voor het eerst in mijn leven samen. In de Warmoesstraat groeit ons prille geluk tussen toeristen, hoerenlopers en junks, met uitzicht op het Damrak en het Centraal Station: ‘Je moet hier wel een stang monteren,’ zegt mijn vader, wanneer hij de grote, lage, openslaande ramen ziet, van waaruit onze gasten zo drie verdiepingen naar beneden kunnen donderen. ‘Je bent verantwoordelijk voor wie er in jouw huis is’, zegt hij met een citaat uit Spreuken.

Het is een prachtige plek maar na een jaar krijgen we een brief van de geliefde gemeente: ‘Uw nieuwe huis in de Warmoesstraat is gereed.’ Er is een nieuw appartementencomplex gebouwd bij de Oude Kerk en wij ruilen het prachtige uitzicht voor een gloednieuw huis zonder lekkage en met nieuw sanitair. Hier wonen we tien jaar gelukkig, totdat we uit elkaar gaan.

Ik krijg direct een huis in Gein, Amsterdam Zuidoost, waar Nescio ook veel gewandeld heeft. De Bijlmer durft niemand meer te zeggen, dat komt pas later weer. Ik kan er zo in en woon daar nog lang en niet meer samen en niet in het centrum, zodat ik zeeën van tijd heb en begin te schrijven. Inmiddels werk ik zelf ook voor de gemeente en zo kan mijn bestaan zich eindelijk verdiepen. De poes is dood, dus ik verzin er twee en ik droom dat al mijn verhalen waar zijn en dan komt zij langs.

Ik kom haar tegen in mijn stamkroeg in de Spuistraat. We raken aan de praat en gaan samen naar de bioscoop. Dat gaat heel goed. Ze komt uit Monnickendam en wanneer we willen gaan samenwonen, weet ik niet gelijk waar, maar zij weet het wel, zoals zij tot mijn grote vreugde altijd alles weet, ook voor mij. Ze wil wel in Amsterdam wonen, maar wanneer er kinderen komen wil ze zeker naar Monnickendam. Na vijfentwintig jaar Amsterdam trek ik bij haar in en een paar maanden later kopen we samen dit huis in de oude stad, waar ik nu mijn verhalen droom.

Ate Vegter, 21 juli 2018

www.atevegter.wordpress.com

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s