1235 Piep en pap in het nauw

We zaten nog maar net of de fish & chips werd gebracht. De patat zag er prima uit en de schelvis had een knapperig jasje aan. Ook kregen we drie sausjes, die wel heel erg ver familie waren van de mayonaise en de ketchup: Het ene sausje was groen, als in groen met een brubbeltje, het tweede leek op witte bonen in tomatensaus en dat was het ook en met een beetje geluk was de derde saus gewoon pindasaus.

We smulden er heerlijk van Piep liet weliswaar de sausjes onaangeroerd maar de vis vond ze de lekkerste vis ooit en de patat bijna net zo lekker als die van De Dolfijn, wat ik helemaal met haar eens was want er is geen lekkerder patat dan die van het Noordeinde en toen ik een frietje van haar bordje wilde snaaien kreeg ik gelijk een flinke tik op m’n vingers: ‘Niet doen, papa, jij hebt je eigen patatjes.’

En dan de vis: zulke lekkere vis had ik echt nog nooit geproefd, nog nergens. Ik wilde behalve de schelvis ook de kabeljauw nog wel even proberen, maar ons tijdslot liet dat niet toe. Ik proefde nog eens van alles sausjes, dronk nog wat cola en toen ik alles op had wist ik het zeker: ik had nog nooit zo lekker gegeten en dat zei ik ook.
‘Dat zeg je altijd, pap, waar we ook eten. Als we uit eten gaan zeg je altijd dat je nog nooooit zo lekker hebt gegeten.’
Ze hield de oo van nooit extra lang aan om haar standpunt nog meer kracht bij te zetten en ik begreep wel wat ze bedoelde, maar ik was het ondanks alles toch met mijzelf eens. Het was heerlijk.

Piep had ook alles opgegeten en haar cola opgedronken en toen we klaar waren rekende ik af. We gingen naar buiten, want ik wist mij nog goed te herinneren dat prof Paf had gezegd dat we zijn schoteltje niet binnen tot leven moesten wekken. Ik pakte het kleinigheidje uit mijn jaszak en wilde op het knopje drukken, wat wel een erg klein knopje geworden was.
‘Hier Piep, probeer jij het even, jij hebt kleinere vingers.’ zei ik terwijl ik het schoteltje aan haar gaf, maar ook haar prachtige kindervingertjes waren nog te dik. Vergeet niet dat ik het nadat het op de normale grootte was geraakt, nog een keer verkleind had.

Tja, daar stonden we dan met onze zelfgemaakte vliegende schotel zo groot als een dinky toy. Als ik hier zou vertellen wat er aan de hand was sloten ze ons onmiddellijk op, was ik bang. Maar de tijd liep en de klok tikte. We hadden geen tijd meer over, we zaten al in blessuretijd. Lief zou misschien niet gelijk weer bellen, maar toch.

‘Bel jij die professor van jou nog eens, Piep.’
‘Bellen?’ zei ze verbaasd. ‘Hoe kan ik hem bellen?’
‘Hè, Piep, je snapt me toch wel? Roep hem gewoon even op!’
‘O ja, sorry pappie. Pief Paf!’ Ze riep het luid en duidelijk, maar wie er ook kwam, geen Paf te zien. Wel keken sommige langslopende Rugbyers wat vreemd op, maar daar trok ik mij echt helemaal niets van aan:
‘Roep nog eens, Piep!’
‘Pief Paf!’
Geen trilling, geen gezoem, geen bal, geen professor. En terwijl mijn zorgen met de minuut groter werden, bleef ons lieftallige reisvaardige schoteltje zo klein als het schaalmodel van onze geliefde Volvo 240. Hoe kreeg ik hem ooit weer zo groot dat we er mee konden vliegen? En wat nog veel belangrijker was. Kwamen wij ooit wel weer terug in die andere kromming van ruimte en tijd, want anders waren thuis de rapen gaar en wij te laat voor het eten. En waar bleef die Paf nou? Hoe kregen we hem hier? Ik moest iets verzinnen, maar wat?
‘Piep, verzin een list,’ echode ik Heer Bommel na, maar ook die wist geen raad. We hadden ons hopeloos in de nesten gewerkt en de weg naar huis was langer dan ooit.

Ate Vegter, 21 november 2018

Lees ook ouwe shit
www.atevegter.wordpress.com/35

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s