1262 Piep en pap maken een noodlanding

Het was heerlijk om weer door de lucht te vliegen. Vrij als een vogel, terwijl de wereld met al haar zorgen en problemen als een plaatje uit een tijdschrift onder ons voorbijschoof. We lieten Manhattan en daarmee New York en de Verenigde Staten al snel achter ons en vlogen steeds hoger, net zoals op de heenweg. Piep zat geconcentreerd achter de stuurbol en professor Paf en ik zaten een beetje te kletsen over tijd, nu we er toch de tijd voor hadden.
‘Het goede van tijd is dat alles voorbijgaat,’ zei de professor, ‘Er is niets ergers dan de eeuwigheid, waarin alles maar duurt en duurt. Gelukkig is dat niet alleen onvoorstelbaar maar ook heel ver bezijden de werkelijkheid. Het nu verandert voortdurend en dat is maar goed ook.’

‘Van mij mogen sommige dingen anders best wel wat langer duren. De eeuwigheid is toch iets waar veel mensen naar verlangen, of bestaat die ook niet, professor?’
‘Ik doe geen uitspraken over het hiernamaals en al helemaal niet over het geloof daarin, want het spreekt vanzelf dat iedereen vrij is en ook vrij moet zijn om te geloven wat hij of zij wil, maar de vrijheid om dat allemaal onzin te vinden komt nog wel eens in het gedrang. Al die opvattingen over het leven zijn heel bijzonder en boeiend. Zij dragen zelf het leven. De mensen zouden in plaats van elkaar te bestrijden elkaar veel meer kunnen liefhebben, wanneer ze minder zouden spreken en meer zouden luisteren naar elkaar en naar de natuur. Mijn opvatting is dat het belangrijkste verschil tussen het leven en de dood het leven zelf is. Denk daar maar eens over na. Wij leven hier en nu in de tijd. Dat betekent dat je altijd hier bent en dat het altijd nu is, terwijl iedereen weet dat dat allemaal tijdelijk is. Het antwoord op de vraag waar je bent is altijd “hier” en het moment waarop je wat dan ook doet is altijd “nu”. Daarnaast is het algemeen bekend dat we leven in een continuüm van zowel ruimte als tijd. Daarin zitten begrippen als daar, verder, gisteren en straks, om er maar een paar te noemen. Niets duurt eeuwig en dat is maar goed ook. Je zou het toch wel heel vervelend vinden om eeuwig kiespijn te hebben.’
‘Ja, maar de leuke dingen zouden wat mij betreft wel wat langer mogen duren.’
‘Wat langer is heel begrijpelijk, maar laten we zeggen een heerlijke maaltijd, die nooit ophoudt, dat zou je toch gaan tegenstaan. Juist de prachtige dingen in het leven, zeg maar de hoogtepunten, manifesteren zich als mooi en goed omdat zij beperkt zijn in tijd. Ik zal u niet vermoeien met de talloze voorbeelden die daarvan te geven zijn.’
‘Ja, maar professor, hoe komt het dan dat zo weinig mensen deze vanzelfsprekendheden als hun waarheid zien? Dat is toch niet te geloven?’
‘De waarheid, heer Pap, is weer een gans ander verhaal. Het is zo…’

Plotseling viel het gezoem van de schotel stil. De leegte die de stilte schiep was angstaanjagend.
‘Piep! Wat doe je? Wat gebeurt er?’
‘Ik doe niks, papa, hij stopt er gewoon mee. De stuurbol reageert ook niet meer. Ik weet niet wat er aan de hand is. Wat moet ik doen?’
‘Geen idee, Piep. Als we maar niet neerstorten!’
Ik keek de professor aan, die geruststellend zijn hoofd schudde:
‘Hij zal niet neerstorten, maar er is wel een energieprobleem.’
Als om zijn woorden te bevestigen viel de snelheid helemaal stil, maar in plaats van naar beneden te storten, dwarrelde de schotel als een herfstblad naar beneden. Maar onder ons was alleen maar water. Het zag er allemaal niet erg aantrekkelijk uit.
‘We storten neer! We zullen verdrinken! Papa, help! Doe iets!’ gilde Piep met grote angst in haar ogen.
‘Rustig maar meisje, bied ik je,’ sprak de professor kalm, ‘hij zal zacht landen op de golven en zeker blijven drijven. Dan hebben we tijd om te overleggen wat te doen.’

En alsof hij de profeet Jesaja was gebeurde alles precies zoals hij zei. We dwarrelden, schommelden eigenlijk langzaam naar beneden. We raakten het water, toch nog met een flinke klap en vervolgens dreven we op de kalme golven, zoals de professor gezegd had. We zagen alleen maar water om ons heen. Alleen heel in de verte een klein stipje, wat volgens mij een enorm schip moest zijn. Ik slaakte een zucht van verlichting en ook in de ogen van de professor zag ik opluchting. Piep kroop van haar stoel bij mij op schoot.
‘Ik wil niet meer, papa, ik wil niet meer. Ik wil naar huis en ik wil ook nooit meer weg met die stomme schotel. Ik mis mama en ik mis Tommy.’
‘En Micky?’
‘Micky ook natuurlijk. Dat weet je best, papa, maar daar had ik nog niet aan gedacht. En Stevie mis ik nog het meest, want die is al dood, net als opa. Die mis ik ook altijd.’
Het water klotste tegen de schotel en het schommelen beviel mij maar half, maar ik was al heel blij dat we de noodlanding overleefd hadden en keek nog maar eens naar het grijze stipje aan de einder dat ik allengs groter zag worden.

Ate Vegter, 17 december 2018

www.atevegter.wordpress.com/62

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s