De dag is begonnen. Het is een lang lekkere, lui lome, landerige lummeldag, Een zwoele, zoet zomerse zaterdag. De laatste van de vakantie, want maandag gaan de kinderen weer naar school en wij aan het werk. Toe maar.
Ik ruim de vaatwasser uit en in en maak het ontbijt voor Piep en mij. Het weer is goed en het licht aangenaam voor de ogen en dit is de mooiste tijd om nog even in de tuin te zitten. Ik neem de krant mee maar laat hem na wat gezeur over de rolverdeling tussen man en vrouw links liggen. Geef mij Hotz maar, met z’n goeie ouwe jaren-vijftigverhalen over tantes die zoek zijn en conversatiezalen met starende, indommelende bejaarden, waar de televisie overheen schettert. Een prachtschrijvert. Hoe lang nog voor ons eenzelfde lot treft?
Lief belt of dit wat is. Ze heeft een foto gestuurd die ik aan Piep laat zien. Die knikt en ik vertaal de knik in ja. ‘Hoe gaat het?’ vraag ik dan ook maar. ‘Ik ben op de helft, maar er is weinig voor jou of Piep.’ Ik spreek nog een bemoedigend woord en hang dan op. Ga terug naar mijn boek. De zon neemt toe in kracht en warmte. Het is nog steeds lekker. Ik staar wat over mijn boek heen en dommel dan in. Ik droom bijna vloeibaar en zacht.
‘Papa, wil je mij naar Jantje brengen?’ Ik sta op en loop met haar naar Jantje, waar Dassie ook al speelt. Ze hebben het goed samen, die meisjes. Buurman heeft een grijze Fiat 500 gekocht. Hij is er apetrots op: ‘Je weet niet wat je meemaakt, van buiten zo klein en van binnen zo ruim.’ Ik neem op zijn uitnodiging plaats achter het stuur. Het is wat smal maar maakt toch een ruime indruk. Ziet er allemaal leuk uit. Een auto om blij van te worden, dat snap ik.
Lief komt thuis met een koffer vol mooie kleren. Voor Piep een leren jurkje en een gewatteerd jasje en voor mij vier overhemden waarvan alleen het roze past. Heel mooi. Verder veel leuke jurkjes en topjes voor zichzelf. Het was een mooie Waterdag, maar toch wat mager vergeleken met andere jaren. Later op de dag komen de vriendinnen nieuwsgierig oogstkijken. Het staat haar goed, zo’n mooi jurkje. Ik hou van the little black dress.
De dag staat al op bezwijken als Jean met een goed plan komt. Laten we naar het strand gaan en daar samen gaan eten bij de ondergang van de zon. We maken brood, salades en snacks en vertrekken. Samen met Jens, Joja en alle kinderen passen we met veertien personen precies in de twee Volvo’s.
Het is druk in Castricum, maar de meeste mensen zijn alweer op weg naar huis. Toch zijn er nog genoeg over op het strand, zien we later. We lopen door naar de luwte en zetten ons op de drooggevallen zandbank, waar de kinderen onmiddellijk beginnen te graven. We lopen de zee in, die aangenaam fris aanvoelt en toch niet koud. Het is heerlijk, vrij, zorgeloos. De jonge jongens durven als altijd het verst.
We maken foto’s van de zakkende zon en versnaperen de meegenomen lekkernijen. Dan ziet Lief even verderop haar baas op het strand zitten, met de man van de Jaguar… of niet, of wel? We lopen er even naar toe en ze blijkt inderdaad te zijn wie ze denkt dat ze is. We zakken door de knieën en maken een kantoorpraatje. Het is een te toevallig incident. Nu is de vakantie voorbij.
We lopen weer terug en lachen nog even na. De foto’s worden mooier en mooier en de kuil dieper en dieper, maar uiteindelijk neemt de zee alles weer terug. We pakken onze spullen, kijken nog één keer om en gaan dan weer naar huis.
Ate Vegter, 25 augustus 2019
Mei van Gorter en Vegter:
www.atevegter.wordpress.com/314