Het is een gewone dag, waarvan je er wel vijf in een week kunt hebben. Ik begin als iedereen de deur uit is met het verschonen van de bedden. Tussendoor doe ik de was. Dat lijken twee losstaande projecten, maar als je het integraal bekijkt lokt het ene werk het andere uit. Daarvoor hoef je niet op te schrijven wat je doet, minister De Jonge, dat gaat vanzelf, zoals het meeste in het leven vanzelf gaat.
Bij het bed opmaken kan eigenlijk niks misgaan. De volgorde wijst zich vanzelf. Hoe heel anders is dat met de was. Hierbij moet je goed opletten en belangrijk: je moet het niet vergeten. Hoe vaak is het mij niet overkomen dat Lief thuiskomt van haar zware baan en dat ik gezellig een boek zit te lezen met de ene was in de droger en de andere nog in de wasmachine. Ja, dan ben je wel ergens halverwege afgeleid zal ik maar zeggen. Ook vandaag gaat het nog bijna fout, maar niet zo laat als in het voorbeeld.
In de middag is er veel ruimte om te leven, te wandelen en de kranten te lezen. Ik moet nog even een boek terugbrengen naar de Nimo en dat doe ik dan maar lopend, anders kom ik niet aan mijn stappen. Terug loop ik om over de Vesting en daarmee kom ik op 4305 wat net zevenhonderd te weinig is.
Ik zie wel de mooie bomen op de Vesting, die in dit avondlicht zo fraai hun silhouet laten zien. Een boom is tenslotte geen blok hout. Hij wordt boom, juist door wat hij niet is, door het licht tussen zijn takken, zoals Jan Pieter Heije het zo mooi zegt: ‘Zie, de maan schijnt door de bomen!’ En zoals ook in de I Ching te lezen staat dat een theepot niet alleen het porselein is wat hij is, maar juist theepot wordt door wat hij niet is: de lege ruime binnenin, waar de thee in kan, zoals ik ooit las in Kort Amerikaans van Jan Wolkers. Koester de leegte, rustig aan, het is maar werk.
Ate Vegter, 23 januari 2020