Goed. Nu had ik hem wel een leuke dag gewenst en dat-ie zich niet te drok moest maken en van die dingen, maar ondertussen was mijn dag wel mooi in het water gevallen. De koffie smaakte lekker bij café de Brass, maar ik kon daar toch ook niet blijven zitten, met een krant onder mijn trui en een paar schaatsen onder tafel. Ik pakte mijn schaatsen op, rekende af en stapte in de Volvo.
De Afsluitdijk is een van de mooiste en saaiste stukken van Nederland, bijna net zo mooi en saai als Zeeland, zullen sommige mensen zeggen en daarom bedacht ik dat ik dat wel vaker zou kunnen doen, een stukje rijden. Met goede reden, maar ook doelloos, zonder dat ik ergens naartoe hoefde. Ik vond de gedachte dermate revolutionair, dat ik gewoon zo maar iets deed zonder dat er een doel aan ten grondslag lag, dat ik begon te slingeren van plezier en bijna de macht over het stuur verloor. Een toeterende medemobilist bracht mij weer bij zinnen.
Het was voor mij ook echt een aangrijpend nieuw idee, want ik durfde nu nog niet eens koffie te gaan drinken in Medemblik. Wat moest ik in godsnaam in Medemblik? Een beetje van de mooie binnenstad genieten. Nee, echt niet. Eigenlijk stopte ik buiten de deur alleen om te tanken bij een benzinestation. Misschien dat ik daarom van de natuur ook niet zo’n hoge pet op had. Je krijgt wat je geeft, nietwaar.
Ondertussen schreed de tijd voort en reed ik met haar mee. Ik zou nog mooi op tijd thuis zijn voor het avondprogramma. Mijn enige zorg was nu nog hoe ik die schaatsen ongezien weer op zolder kreeg, want niemand die mij er mee zou betrappen zou geloven wat ik vandaag had meegemaakt.
Ate Vegter, 3 februari 2020