Het is een gewone dag met temperaturen die we inmiddels gewend zijn. We houden ons rustig en slaan ons er doorheen met koffie en krant. Lief wil de ramen zemen van de oude buitendeur. Dat lijkt simpel, maar ze wil het raam lappen aan de binnenkant van de dubbele beglazing. Ze hebben daar veertig jaar geleden dubbel glas van gemaakt door er een tweede raam tegenaan te plakken, zonder de ramen eerst schoon te maken. Het is Lief al een doorn in het oog sinds we hier wonen. Ik heb het nooit gezien, maar samen halen we het raam eraf en zetten het in de steeg. Nu kan het oorspronkelijke raam gelapt en de deur geschilderd worden.
We gaan naar het Hemmeland, waar twee handhavers een groepje jongeren aanspreken, maar verder is er niks te beleven. We gaan weer naar huis en bestellen een spareribje. Dan gaan we een stukje varen en nog even zwemmen in de Ooster Ee. We zijn niet de enigen, maar dat geeft niet. Dan zie ik het opeens aan bakboord, vlakbij de Pierebaan. Die takken, die wortels, hier heeft Van Gogh ook geschilderd! Het kan niet anders. Dit is precies zijn een-na-laatste schilderij! Hij heeft het daarna in het water geflikkerd omdat hij er niet tevreden over was, maar het originele voorbeeld is hier al die jaren ongeschonden bewaard gebleven! Een unicum!
Ik bel onmiddellijk directeur Dik Vonk van het Kleinstedelijk Museum en conservator Mapje Zwederbuyck van het Van Goghhuis aan het Westeinde. Ze willen allebei direct naar de plek des heils komen maar ik spreek liever thuis met ze af, voordat het hier een gekkenhuis wordt. We moeten nu alle rust bewaren, voordat de pers er lucht van krijgt. We varen rustig naar huis en meren af aan de steiger. Tommy ligt lekker in het gras te slapen en Lilly ligt binnen op een stoel onder de tafel. Dan gaat de bel. Mapje en Dik. Ik vraag ze in de tuin aan tafel te komen zitten en biedt wat te drinken aan. Dan vertel ik het ongelofelijke verhaal.
Ate Vegter, 13 augustus 2020