Ik zou natuurlijk op het uurtje voor oude en gebrekkige Waterlanders kunnen gaan winkelen, maar iets houdt mij tegen. Zo oud en kwetsbaar ben ik niet. Ik bedoel ik ben het wel, maar ik voel het niet en zeker hoeft niet iedereen het te weten. Bovendien ga ik nog steeds met veel liefde en plezier samen met mijn schoonmoeder winkelen en die ziet me aankomen om zeven uur ’s morgens. Dat kan echt niet.
Het is een leuk idee, maar veel te vroeg en te zichtbaar voor preutse klanten als ik. Liever ga ik anoniem na de koffie op een tijd dat het niet al te druk is, maar wel gezellig, rond een uur of elf. Eerst koffiedrinken en daarna boodschappen doen, dat is het ritme, week in week uit. Het is een goede gewoonte en we doen het al jaren. Bij binnenkomst doe ik in de Deen mijn mondkapje op. Het is nog niet verplicht maar een dringend advies van de minister president sla je niet in de wind, toch?
Eerst het vlees en de groente en dan de vleeswaren en de kaas, de crackers en de melk, toch ook maar een lekker toetje, tandpasta, kattenvoer en de Donald Duck voor Piep. Op de achtergrond hoor ik via de muzak One way wind van de Cats en zo waaien we naar de kassa. De caissière verontschuldigt zich dat door het mondkapje haar stralende glimlach niet te zien is, maar haar ogen schitteren genoeg. Ik durf het haar niet te zeggen, maar ben wel zo afgeleid dat ik vergeet mijn eigen mondkapje even naar beneden te doen, zodat mijn telefoon mij niet meer herkent. Die hele soepele beweging van het afrekenen is nu verstoord. Ik toets mijn toegangscode in en doe de boodschappen in de tassen. Verwonderd loop ik naar buiten, mij afvragend of het daadwerkelijk zo is dat je door het dragen van een mondkapje andere mensen eerder ruikt. Zeker niet altijd even prettig, maar ook een goed teken, want wanneer je corona oploopt is het verdwijnen van de geur een van de eerste symptomen.
Ate Vegter, 17 oktober 2020