Ik moet nog een keer naar Marum. Het is niet anders. Het is mooi dat er langs de A7 nog steeds een afslag Marum Kornhorn Grootegast is en dat daar waar mijn verleden begon nog steeds mensen wonen die net zo Gronings praten als mijn moeder. Ik was al eerder in Marum West, maar nu ga ik naar Marum Kruisweg, na de afslag bij de rotonde rechtdoor. Mijn moeder had het altijd over Marum Kruisweg, waar oom Ate woonde, haar broer. Het gaat eigenlijk allemaal vanzelf, richting Nuis.
Het is vreemd dat het hier zo vertrouwd voelt, alsof ik er vaak geweest ben, terwijl dit na vele jaren de eerste keer is. De laatste keer was toen iedereen nog leefde. Daar is het huis. Ik rij er voorbij, want de weg is door een nieuw fietspad onoverzichtelijk geworden en ik kan niet zo snel parkeren. Ik rij rustig door en precies op tijd is daar links de kerk, waar oom Ate altijd orgel speelde. Ik herken de kerk niet, maar alleen de afstand en de plek.
Ik ben één keer met hem mee geweest toen hij er ging spelen. Ik vroeg of hij psalm 33 voor mij wilde spelen, omdat dat mijn lievelingspsalm is. Hij keek even opzij, lachte toen en zei: “Zo jongske, heb jij een lievelingspsalm? Dat is mooi. Psalm 33, zei je? Dan zal ik die eens voor jou spelen.” Hij pakte met zijn linkerhand een psalmboek van een stapel en bladerde naar psalm 33, terwijl hij met rechts gewoon doorspeelde. Je hoorde niet eens dat hij maar met één hand speelde en daar begon mijn lievelingsmelodie al: ‘Zingt vrolijk, heft de stem naar boven. (…) Laat de keel zich paren, met de klank der snaren, looft Hem met de luit!’ Dat vrolijke vond ik al een goed begin, maar dat van die snaren was het mooist, want dat deden de Stones en de Earrings ook.
Ik parkeer de Volvo op de grote parkeerplaats naast de kerk. Er is een groot zalencentrum aan de achterkant, maar alles is verlaten. Ik loop naar de achterste bomen van de parkeerplaats, waar ik een plas doe. Dan stap ik weer in en rij ik naar Kruisweg 17. Ik zie nu dat ik tussen de weg en het fietspad met een beetje goede wil kan parkeren. Het huis is kleiner dan ik dacht, maar dan realiseer ik me dat het niet de helft van het huis is, maar dat het hele huis van oom Ate en tante Baukje was. Dan klopt de kamer ook weer met mijn herinnering en ik zie iedereen binnen in een kring zitten, ik kwam hier alleen met verjaardagen.
De bloementuin van oom Ate is verdwenen in de tijd. Er is niets meer van over, terwijl hij er al die jaren zoveel liefde en tijd in gestoken heeft. Misschien is dat wel de reden dat ik hier naartoe wil, om met eigen ogen te zien dat alles voorbij is en verdwenen. Ik loop nog even naar de overkant van de weg voor het overzicht en stap dan weer in. Een grote vrachtwagen moet wachten en dan uitwijken voor mijn XC70 dus het is goed dat ik nu weer verder ga. Ik realiseer me dat ik een tijd geleden een fictief verhaal over de Kruisweg heb geschreven, waarin opa en opoe hier woonden. Vreemd, want ze hebben hier nooit gewoond. Ik laat de automaat zijn werk doen en glij de weg op. Het is maar 35 kilometer naar Sappemeer. Dat is de afstand die mijn ouders hebben overwonnen.
Ate O. Vegter, 7 maart 2021
Marum Kruisweg 1953:
www.atevegter.wordpress.com/179
Hoe was het ook alweer? Van Maasvlakte tot Zestienhoven:
www.atevegter.wordpress.com/90



