Na lang zoeken zie ik vlak bij de ingang links de lange, statige grafstenen van Koene Vegter en Henderika Blaak, mijn grootouders van vaders kant. Zij is 47 jaar na hem overleden, maar de stenen zijn in gelijke mate verweerd, aangetast door virusachtige schimmels. Misschien heeft het coronavirus hier wel zijn hoofdkwartier. Opa Koene overleed 25 augustus 1918. Mijn vader was dus nog maar ruim anderhalf jaar oud en nog geen twee, zoals het verhaal gaat. Oma overleed in 1965. Haar ken ik nog goed, want ze woonde de laatste jaren van haar leven bij oom Jan en tante Els op de kwekerij, waar ik vaak geweest ben en wat ook het doel van deze reis is. Het graf van haar tweede echtgenoot, Roelf Mulder, zie ik niet. Wel de graven van Elsie Plukker en Jan Andries Blaas en hun jongste dochter Jantje Blaak, die maar zeventien jaar geworden is. Elsie en Jan Andries zijn mijn overgrootouders, die aan de Kalkwijk woonden en daar een bootjemakerij hadden, waar mijn vader nog gewerkt heeft. Ik zie ook nog een graf waarop staat In Jezus Ontslapen, dat is de tekst die mijn vader mij gaf, toen ik als voorzitter van de jeugdvereniging een rouwadvertentie moest opstellen voor een van onze leden.
Het is tijd om verder de gaan, naar de kwekerij van oom Jan en tante Els. Ik stap in de Volvo en rij naar het Westeind. Hier, aan het Winschoterdiep (daip) met zijn hoge houtjes (holtjes), ben ik in mijn jonge jaren veel eindeloze zomers geweest en de geur van tomaten en komkommers is mij nog steeds dierbaar. Nu is alles weg. Het oude huis van oom Jan en tante Els moest binnen tien jaar afgebroken worden, toen Gerrit en Ria hun nieuwe huis ernaast lieten bouwen. Het is nog steeds een onbegrijpelijke voorwaarde, want nu ligt naast die andere prachtige, lieve, oude huizen het grasveld erbij als het gat van een getrokken kies.
Weg is de ruime schuur achter het huis, waar het kattenvoer stond en een hele serie verweerde klompen, waartussen ik mijn nieuwe, zonnige, gele klompen altijd gemakkelijk kon vinden, weg is de lange gang naar de wc met dennengeur, weg de keuken waar elke morgen een ontbijt voor mij klaar stond, terwijl iedereen al aan het werk was op de kwekerij, weg de ruime woonkamer met oma en later een foto van oma, weg is de platenspeler met de plaatjes van Jim Reeves, weg de kamer van Ria en de werkkamer van oom Jan met het bureau met rolluik, dat altijd dicht was wanneer hij de deur uit was naar de veiling, weg is de trap naar de zolder en de zolder zelf, waar mijn broer doorheen zakte en waar ’s nachts het licht van de voorbijrijdende auto’s langs de muren schoot en waar ik droomde van de meisjes in Rotterdam.
Ria woont er ook niet meer naast en de kwekerij en het verveloze huis is nu van de familie Aardse. Aardse orchideeën grapt het bord langs de weg. Ik loop nog even de kwekerij op maar het voelt niet alsof tante Els mij hier nog tegemoet gaat komen en ik stap in de auto en rij weg. Ik wil nog even langs de Langewijk, of de Langewieke, zoals we vroeger zeiden, waar Jan en Dineke een kwekerij hadden en waar ik graag ging joyriden op zijn Puch, terwijl hij mij achterna kwam in de Opel Blitz. Alles is er nog, maar het is van andere mensen, zelfs het huis van de kwekerij schuin aan de overkant, van de familie Van Die, waar ik graag kwam en waar ik me erg thuis voelde, is er nog – en in prachtige staat. Ik zou er zo naar binnen lopen, maar de tijd weerhoudt mij.
Ik kom tot mijn verrassing ook langs het eerste huis van mijn ouders aan de Parkstraat 1, hoek Slochterstraat, waar mijn twee oudste broers en mijn oudste zus geboren zijn. Waren ze hier maar nooit weggegaan, denk ik, dan was ik ook in Sappemeer geboren en gebleven en hoefde ik niet de hele tijd terug te gaan. Wat zou ik dan een groot verlangen naar de grote stad hebben gehad in plaats van nu andersom. Hoe zou het dan met mijn vader gegaan zijn? Ik sta te dromen en maak wat foto’s, tot er een man in overhemd naar buiten komt: ’U maakt foto’s van ons huis?’ vraagt hij met gefronste wenkbrauwen. ‘Mijn ouders hebben hier gewoond, van 1943 tot begin jaren zestig,’ legt de vader van mijn gedachten uit, zo vriendelijk mogelijk als ik in huis heb, terwijl ik mij realiseer dat het niet klopt. Dat we eind jaren veertig al naar Apeldoorn verhuisd zijn, maar ik bedenk dat het geen zin heeft om dat hier allemaal te corrigeren en uit te leggen. De man zou gek worden van precisie van de werkelijkheid. De frons verdwijnt voor een glimlach en we maken plichtmatig een praatje. Dan is het mooi geweest. Ik ga terug. Ik pik Lief en haar zus op in Makkum, die daar de hele dag hebben schoongemaakt en samen rijden we over de Afsluitdijk via Berkhout terug naar hedendaags Monnickendam.
Ate O. Vegter, 9 maart 2021
Echte mensen aan de telefoon:
www.atevegter.wordpress.com/93










Wat een mooie verhalen schrijf je over Sappemeer en wat leuk dat je ook nog even naar de Langewijk ging, ik heb nog een mooie foto van Jan Andries Blaak en Elsie Plukker.
Ik wil je eventueel wel een kopie sturen.
LikeGeliked door 1 persoon
Ja dat vond ik leuk om te doen Han. Het voelde heel vertrouwd. Leuk als je die foto wilt mailen! Dankjewel voor je lovende woorden. Ik schrijf nog steeds graag.
LikeLike