Het gaat echt gebeuren. Zaterdag is de finale van het Songfestival. Na de halve finales van dinsdag en donderdag, waar Nederland gelukkig niet aan mee hoeft te doen. Wat een opluchting. Het ergste is een Songfestival waar je zelf niet in de finale staat. Dan hoef je ook niet te kijken, want je mist de zinderende spanning.
Ik kan mij nog goed herinneren dat het Songfestival een eenvoudige liedjeswedstrijd was, met krakers als Waterloo van ABBA. We waren jong en gingen er speciaal voor zitten. Ik weet nog precies waar ik was toen Lenny Kuhr in 1969 samen met Salomé, Lulu en Frida Boccara won. Het festival vond toen nog plaats in maart. Vier winnaars waren er dat jaar, maar dat verdrong iedereen razendsnel. Lenny Kuhr was onze enige, echte winnaar. Daarna kwam Teach-In met Ding-a-dong in 1975. Is het lang geleden, zongen ze en zo’n tekst wordt steeds toepasselijker. Twee jaar geleden alweer won Duncan Laurence. Ondertussen ontwikkelde het Songfestival zich van een West-Europees liedjesfestival tot een Midden-Europese monstruositeiten-verkiezing. Gelukkig gaat het de laatste jaren weer wat beter.
Vroeger moest je er echt voor gaan zitten, anders was het voorbij. Nu kun je de televisie niet aanzetten of er wordt gezongen. Laatst zag ik nog midden in de nacht het hele festival van 1976 voorbijkomen. Waarom, dacht ik eerst nog, maar een paar minuten later was ik al gegrepen door de charme van de eenvoud en de schattige presentatie van de altijd charmante Corry Brokken, die zelf in 1957 gewonnen had met Net als toen. Er was een normaal decor en elk land had zijn eigen dirigent meegenomen. De zoetste herinneringen bewaar ik nog aan Teddy Scholten met Een Beetje, verliefd is iedereen wel eens, dat weet je… Een liedje dat mijn broer zong toen ik zelf voor het eerst verliefd was. Ik vraag mij af of er deze week nog zulke zoete herinneringen bijkomen. Laten we het hopen voor Jeangu Macrooy.
Ate Vegter, 20 mei 2021
Winteravondstraattheater:
www.atevegter.wordpress.com/172