Ik woon en werk nu al zo’n zeven weken in de kibboets. Net zo lang als de periode tussen Pasen en Pinksteren en net zo lang als de tijd tussen Pesach en Shavuot, het Wekenfeest. Het is een van de eerste feesten die ik hier in de kibboets meemaak en ik weet eigenlijk niet wat ik meemaak. Ik denk dat het een soort oogstfeest is, net als Pesach zelf. Maar het heeft ook met de uittocht uit Egypte te maken.
Pesach is het feest met de ongezuurde broden, die ze eten omdat ze geen tijd hebben om het deeg te laten rijzen, omdat ze als de sodemieter Egypte uit moeten op weg naar het beloofde land. En Shavuot is het feest waarop de joden herdenken dat Mozes met de twee stenen tafelen de berg Horeb afkomt, die twee enorme stenen waarop God zelf met zijn vinger de tien geboden heeft geschreven. Shavuot is het feest van de wet, van de regels en de afspraken en van de onvermijdelijk rijke oogst die je zult ontvangen wanneer je je aan al die van God gegeven geboden houdt. Het is het feest van de nieuwe baby’s.
Zo heb ik het ongeveer allemaal op school geleerd, en in de kerk in Rotterdam, in die stad waar altijd geheid wordt, in dat land waar het altijd waait en regent en stormt en waar we een dag met een beetje zon al gauw een zomerdag noemen, maar waar ik nog nooit zelf op een combine gezeten heb. Ik doe alles op mijn geloof, van horen zeggen, zeg maar.
Maar nu ben ik in het beloofde land. Nu ben ik in een kleine, groene kibboets, midden in de Negev-woestijn, waar de vruchten van het land en de resultaten van ons gezamenlijke werk worden binnengehaald met een feestelijke optocht. Ja, ik ken de dankdag voor gewas en arbeid, maar dat is toch niet meer dan een saaie doordeweekse kerkdienst. Dit feest is warm en zonnig en feestelijk en vriendelijk, en iedereen is er en we kijken naar elkaar en genieten van de vruchten van het land. We rijden paard en we zitten nu zelf zomaar boven op een enorme combine, waarmee de gerst is binnengehaald en waarmee binnenkort de tarwe geoogst wordt. Twee dagen mogen we niet werken, alleen maar vieren en zingen. Mijn God, wat hebben we veel gezongen en gedanst! Het houdt niet op! Toch is het nu alweer 44 jaar geleden. Wat een tijd! Wat een heerlijke tijd!
Ate Vegter, 30 mei 2021
Volvo op de helft gepoetst:
www.atevegter.wordpress.com/182