‘Maar Dik, dat kan toch niet? Iemand kan toch niet zomaar je leven binnenlopen en beweren dat-ie je zoon is? Dat zal effen lekker wezen, als iemand zomaar op een dag de plank uitlegt en bij jouw over de sloot stapt om nooit meer uit je aardse bestaan weg te verdwijnen.’
‘Ja, een beetje vreemd is het wel. Het overrompelde mij ook. We hebben uren gepraat, maar dat was toch niet genoeg om aan het idee te wennen.’
‘Wennen! Nee jongen, dat kan niet! Hij doet er een heel leven over om een stap te zetten en jij zal daar even op een achternamiddag aan moeten wennen. Misschien ligt-ie je wel helemaal niet. Het kan dan wel je zoon zijn, maar dat zegt niks. Je vond dat meisje leuk, niet die gast toch? Hoe lang is het eigenlijk geleden?’ Ik pak de fles 0.0.-wijn en neem een flinke slok. Dik kijkt wel even raar maar zegt er niets van. Ik drink wel vaker direct uit de fles uit solidariteit met onze alcoholisten, maar niemand hoeft dat te weten.
‘Het was in het eerste jaar dat we daar studeerden, Billy-boy. Je weet het nog wel. Jij woonde toen net op de Hooigracht en ik zat op het Rapenburg.’
‘Ja, dat weet ik nog wel, een prachtkamer had je. Misschien dat ze daarom wel op je gevallen is. Maar dan begrijp je toch helemaal niet dat ze zo spoorslags naar Groningen is gegaan? Misschien schrok ze wel zo van die zwangerschap en zag ze jou verder helemaal niet zitten, dat ze alles uit haar handen liet vallen en met de Noorderzon vertrokken is.’
‘Je wordt bedankt voor de elegante suggestie. Ik laat het er maar even bij. Wat ik nog zeggen wilde: hij is 43 jaar, getrouwd en heeft twee kinderen. Echt wat je je voorstelt als je net vader wordt, toch?’
‘Nee, Dik. Je bent ook gelijk opa geworden. Ik wist dat je heel snel kon zijn, maar dat je zo rap iedereen op twee ronden achterstand zou zetten, dat had toch niemand voor mogelijk gehouden?’
Dik schuift wat onrustig heen en weer op zijn stoel, pakt zijn biertje en neemt nog een slok: ‘Zo ver ben ik anders nog lang niet. Hij kan wel de dochter van Kirsten zijn, maar daarmee ben ik nog lang niet z’n vader. En daarmee basta.’
‘Goed gesproken, Dirk. Laat je niet opschepen met een gretige Groninger erfgenaam. Je weet nooit wat er achter zit. Weet je trouwens wel zeker dat ze Kirsten heette? Mij staat toch een andere naam voor de geest, maar het schiet me niet echt te binnen. Heette ze niet Edith of Kim… laat me even denken, het was echt zo’n stoere meisjesnaam, Emma of Eva, maar dan iets met een i dacht ik. Hm, ik zie eigenlijk alleen maar dat mooie donkere haar voor me.’
‘O, dus daar was jij toen ook al op gevallen? Heb jij misschien ook nog een haarlokje in je studieboeken gevonden?’
‘Ja zeg, dat zal even lekker zijn, maar dat kan niet want ik leende nooit boeken uit. Straks ga je nog beweren dat ik de vader ben!’
‘Wat een briljant idee. Dan gaan we samen een co-vaderschap aan voor die oudere jongere en voor z’n kinderen beginnen we een co-oparatie, hahaha! Weet je wat we doen? Ik zeg tegen hem dat ik een DNA-test wil doen en dan ga jij met mijn paspoort naar het ziekenhuis. Dat verschil zien ze echt niet. Is de test zeker negatief. Probleem opgelost.’
‘Ja, maar wat als de test dan toch matcht? Dan ben ik de klos.’
‘Hoe bedoel je?’
Langzaam begint het Dik te dagen dat de wereld nog vager is dan hij denkt. Ik neem nog een slok wijn en schud zijn lege blikje heen en weer: ’Wacht, ik haal nog een biertje voor je.’
Ate D. Vegter, 25 april 2022