2707 Alle beelden verdwijnen (10)

Ze sloegen linksaf de Melanchtonweg op. Hij vond het raar dat de weg hier naar beneden liep: ‘Is dit nu een polder?’ ‘Ja jongen, je gelooft het niet hè, maar vroeger stond hier allemaal water. Toen hebben ze de Ringdijk eromheen gelegd en de boel leeggepompt. Achterin Schiebroek staat nog het gemaal.’ Rechts zag hij de school staan waar zijn broer heen zou gaan. Links alleen maar weiland met in de verte een of ander noodgebouw. Ze reden de Wilgenplaslaan op. Hij kon in het voorbijrijden het straatnaambordje net lezen en riep enthousiast: ‘Dit is de Wilgenplaslaan!’

Zijn vader reageerde niet maar concentreerde zich op de weg. Even later waren ze bij de Moltzerstraat. Zijn vader reed de Dauphine rechtstreeks de kleine garage in. Hij stapte uit en rook onmiddellijk de vertrouwde geur van olie, benzine en auto’s. Hij snoof de geur diep op en zag de oude garage van Bakkenes in Apeldoorn voor zich, waar hij heel vaak met zijn vader geweest was. Garages roken overal hetzelfde. Hij hield van deze geur en zou later ook wel in een garage willen werken, of iets anders met auto’s Hij zou ze net als zijn vader ook wel goed kunnen verkopen. Ze liepen naar het kantoortje waar op de rode balie een kassa stond en allerlei papier lagen.

De garagist in blauwe overall rees op van zijn stoel en begroette hen hartelijk: ‘U bent meneer Vegter, denk ik? U bent mooi op tijd!’ ‘Ja jongeman,’ zei mijn vader, ‘daar hou ik wel van. Dit is mijn jongste zoon.’ ‘Zo jongen, kom jij eens even kijken hoe het garagebedrijf in elkaar steekt?’ Hij knikte bevestigend, maar voelde zich ernstig opgelaten bij zoveel aandacht en keek zijn vader aan: ‘Mag ik weg?’ ‘Ja, Binkie, ga jij maar even rondkijken, maar nergens aankomen en we gaan zo weer terug, hè.’

Hij knikte en was ervandoor. Hij liep naar de brug midden in de garage waar een grote, donkerblauwe Citroën op stond. Dat vond hij een van de mooiste auto’s ooit en zo hoog in de lucht leek het wel of de elegante DS nog kon vliegen ook: ‘Mooi hè,’ sprak hij de monteur aan die onder de wagen aan het sleutelen was. ‘Nou gast, dit is helemaal niet zo tof. Die bak is helemaal in de soep gedraaid en daar zit nog wel een paar uurtjes werk in. Dat gaat hem mooi in de papieren lopen.’ Hij lachte maar wat en ging gauw verder kijken, voordat hij tegen de monteur zou zeggen dat-ie zo grappig Rotterdams praatte. Daar zou hij nog wel aan moeten wennen.

Hij liep langs de andere auto’s die er stonden, meest Renaults en Citroëns. Bakkenes deed vooral Opel en Ford, wist hij. Het maakte hem niet uit, ze roken allemaal hetzelfde, al vond hij de Citroëns wel mooier dan alle andere auto’s. En ze roken ook anders. Toen hij een Lelijke Eend zag staan liep hij er snel naartoe. Dat was de leukste auto die hij kende en hij vroeg zich af of hij daar ooit zelf nog in zou rijden. Hij keek op naar het kantoortje, waar zijn vader klaar leek met de afspraken: ‘Hé kikker! We gaan!’ riep hij terwijl hij met de garagehouder naar buiten liep.’ Hij holde snel achter hen aan en kroop achterin de Dauphine. De man in de blauwe overal nam achter het stuur plaats en startte de auto: ‘Zo, dan kan ik alvast es effen goed horen wat-ie zeg. Dat klinkt al helemaal niet lekker, Vegter.’ Zijn vader had ondertussen plaatsgenomen op de dodemansplek en zo reden ze naar huis, waarbij de overall niet alleen het gas maar ook de remmen uitprobeerde en de koppeling: ‘Remmen zijn prima en hij schakelt ook lekker, maar je benzinetoevoer is ruk, als ik het zo zeggen mag, Vegter. Je hebt precies op tijd aan de bel getrokken.’ Hij vond het grappig dat de man zijn vaders naam zo vaak gebruikte en zijn vader lachte goedmoedig: ‘Ja, dat dacht ik ook! Gelukkig zitten jullie dichtbij.’ ‘O, maar anders brengen we je ook wel thuis hoor, we kijken niet op een kilometertje, hahaha!’ En zo reden ze gezellig samen keuvelend naar huis terug, waarbij het hem opviel dat de garageman zijn vader met jij en jou aansprak en zijn vader scheen dat allemaal prima te vinden. Het verbaasde hem altijd weer hoe gemakkelijk en vanzelfsprekend zijn vader met iedereen om kon gaan en zich daar ook altijd bij op zijn gemak leek te voelen. Dat was toch iets wat hij zeker niet geërfd had. Hij voelde vaak veel meer de terughoudendheid van zijn moeder. Thuis aangekomen stapten hij en zijn vader uit. De garagist toeterde kort en reed al zwaaiend weer weg, terug naar de garage in Moltzerstraat.

Zijn vader liep direct naar binnen of hij het nog heel druk had en nu stond hij zomaar opeens alleen op de oprit, niet wetend wat te doen. Hij pakte zijn fiets en reed de singel op. Toen keerde hij om en zette de fiets weer terug tegen de muur van het huis. Hij wilde eerst nog bij de werf kijken en dat kon best lopend. Hij had ontdekt dat er vlak achter hun huis grote plassen waren met een jachtwerf, waar het barstte van de boten. Die wilde hij wel graag eens van dichtbij bekijken. Wie weet wie hij daar nog zou tegenkomen.

Ate Vegter, 30 oktober 2022

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s