Op donderdag hielp hij vaak bij het Shell benzinestation aan de Uitweg. Soms ook op zaterdag, als er thuis niet veel te doen was en hij zich verveelde. Het was een klein stationnetje, bestaande uit eigenlijk niet meer dan een schaftlokaaltje voor de pompbedienden. Leo, Kees, Manus, Willem, hij kende ze allemaal Een kassa was er wel, maar iedereen rekende altijd buiten bij de auto af, waarbij de mannen met hun vetleren tassen in de lucht stonden te schudden om het wisselgeld naar voren te krijgen. Het briefgeld verdween in de smalle vakjes achterin.
Soms zat hij alleen maar uren achter elkaar in het wachthok te kletsen met die gasten. Er hoefde eigenlijk nooit wat en als het wat drukker was dan hielp hij mee tanken. Hij verdiende er niks mee, maar de fooien die hij kreeg mocht hij altijd zelf houden. Dat kon nog wel eens oplopen, met name op zaterdag, wanneer sommige mensen net hun weekloon hadden gekregen. Hij had ook uitgepuzzeld welke auto’s de meeste fooien gaven, waarbij de Franse merken bovenaan stonden. Vooral Citroënrijders waren hartelijk, gul en vrijgevig. Duitse merken als BMW en Mercedes gaven of niks of juist heel veel. Ook de leeftijd van de auto’s speelde een rol. Gasten met een oudere auto gaven over het algemeen vaker een fooi dan mensen met een hele nieuwe auto. Soms mocht je daar niet eens de voorruit van wassen omdat ze bang waren dat je krassen zou maken. Hij hield na het tanken altijd met een vragende blik de trekker omhoog en dan zag hij het wel. Eigenlijk werkte hij ook niet voor het geld. Dat interesseerde hem niet.
Tegen etenstijd haalde hij voor hij zelf naar huis moest vaak patat of chinees. Patat en frikandellen bij tante Lien op het Bergpolderplein. Tante Lien heeft puntjes van tien, zeiden ze altijd. Chinees haalde hij op de Kleiweg, net om de hoek naast de sigarenwinkel van Cieremans, een lange vent die altijd in vrolijke geruite broeken liep en zich jaren later zou verhangen.
Een van de pompbedienden, Manus Dubbelt, had als hobby fotografie. Toen het hele station tegen de vlakte ging en er een nieuw tankstation gebouwd werd, had hij ook van hem een paar foto’s gemaakt. Hij had altijd een bijzondere band met deze Manus gevoeld, maar op zekere dag was hij plotseling verdwenen. Later hoorde hij dat hij zou werken bij het Mobil-tankstation op de Schiekade, tegenover het oude St. Franciscus Gasthuis. Hij was er een paar keer langs gefietst, maar had Manus nooit meer gezien. En nog later was het hele tankstation daar afgebroken en lag er een treurig grasveldje voor in de plaats.
Het nieuwe Shellstation aan de Uitweg werd een groot zelftankstation en er was niemand meer om mee te kletsen of patat of chinees voor te halen, maar de geur van benzine zou altijd geluk met zich meedragen, iedere keer wanneer hij later tankte toen hij zelf een auto had. Nooit zou hij op een andere brandstof willen rijden dan die goeie ouwe trouwe benzine.
Ate Vegter, 4 maart 2023

Nostalgische groet,
LikeGeliked door 1 persoon