Hij wreef in zijn handen om de pijn te lenigen en stak de Frisolaan over. Even verderop was rechts het Shellstation en links de zelfbediening van Horstink, waar hij onlangs een Mars had gestolen. De nieuwe wijk Kerschoten was volop in aanbouw. Hij keek naar de kale flats. Hoe kon hij hier weggaan, terwijl er zoveel nieuws op stapel stond? De verhuizing zelf zag hij niet tegenop. Zijn twee oudste broers zouden op hun nieuwe fietsen naar Rotterdam gaan en zijn zusjes, hij had er inmiddels drie, gingen met de auto met pa en ma mee. Hij mocht met zijn jongste broer met de verhuiswagen meerijden. Hun fietsen zouden als laatste worden ingeladen, zodat ze gelijk de buurt konden verkennen. Dat maakte veel goed, maar het liefst zou hij daarna weer gelijk terug naar Apeldoorn rijden.
In Kerschoten was nog niet veel te beleven. De wegen waren nog niet verhard en hij dacht aan die keer dat hij op weg naar de Vivo in het nieuwe winkelcentrum in de bocht uitgegleden was en zijn knie had opengehaald. ‘Doe er maar een zakdoek om,’ had zijn moeder half slaperig gezegd, toen hij thuiskwam terwijl ze haar middagdutje deed. Later was hij met zijn vader naar het ziekenhuis gereden om de wond te laten hechten, maar daar was het toen al te laat voor, had de eerste-hulpzuster gezegd. Wel had ze het gedesinfecteerd en zo strak verbonden dat hij met een beetje goede wil met een stijf been liep. Dan leek het nog wat. Later had zijn vader ook nog een voetenbankje voor hem gekocht en daarmee was de zaak afgedaan.
De nieuwe flats in Kerschoten waren bijna klaar, maar nog niet afgesloten. Je kon er nog zo naar binnen, maar daar had hij geen behoefte aan. Hij had er een tijdje geleden met zijn broer al een lamp in een van de portieken met stenen kapot gekegeld en dat was voorlopig wel genoeg. Hij slenterde om de eerste paar flats heen, liep naar het nieuwe winkelcentrum en weer terug naar huis. Hij had geen geld. Tegenover hun huis stond Olga op de stoep te hoepelen. Toen de hoepel op de grond viel en ze hem opraapte wipte haar rokje even op, als een groet: ‘Dag buurjongen die straks geen buurjongen meer is,’ zei het rokje. Hij zei niks terug, maar bloosde licht nu hij wist welke kleur onderbroekje ze aanhad, wat hij helemaal niet had willen weten. Hij liep zo gewoon mogelijk naar haar toe.
Ate Vegter, 14 oktober 2022