Hoe zit dat eigenlijk met herinneringen? Ik ben altijd mijzelf in mijn eigen herinneringen en de wereld met alle mensen spelen daar omheen. Zo zal het voor iedereen zijn. Iedereen is zichzelf. Niemand is iemand anders. Maar in de herinneringen van anderen ben ik nooit mijzelf. Daar ben ik altijd het beeld van de ander. Ik ben de broer, de vriend, de buurman, de echtgenoot, de man, de pappa, de vader, de zoon en de geinige neef. Ik ben die ik ben, ik ben Ate.
Ik herinner mij nog goed dat ik net van de keuken naar deze werkkamer liep, met een bakje yoghurt en een krentenbol, eigenlijk een kleine vruchtenbol. We zijn weer aan het afvallen. Ik heb een schema gemaakt voor een kilo per week. Dan ben ik op eerste kerstdag precies 81 kilo, wat een ideaal gewicht is voor iemand van mijn lengte. Ik was vorige week nog 112 en nu ben ik 109 en dat is precies wat ik volgens schema morgen zou moeten wegen. Ik eet alleen wat Lief voor mij klaarmaakt of bedenkt. Ik kan het ook zelf pakken en klaarmaken. Ik mag één keer per dag zondigen. Niet van Lief, maar van mijzelf. Als het van Lief ook zou mogen, dan is het geen zondigen, dan valt het binnen de afspraak. Zondigen kun je alleen als er een wet of regel of afspraak is die overtreden wordt. Buiten de kerk zijn geen zondaars.
Ik herinner mij ook al die andere gangen nog, in het huis op de Zwolseweg, de Schiebroeksesingel, de Hooigracht, de Keizersgracht, de Wilhelminastraat, de Warmoesstraat, Wisseloord en de Cornelis Dirkszlaan. Ik zie mijzelf nog de trappen aflopen, ik zit in de eerste klas van de Koningin Wilhelminaschool in Apeldoorn, brede marmeren trappen, samen met een ander jongetje. We lopen hand in hand. Hij loopt niet tree voor tree, maar voetje voor voetje, hij doet een stap naar beneden en zet dan z’n andere voet ernaast. Ik heb dat beeld, dat gevoel altijd onthouden en ik wist dat er een tijd zou komen dat ik zo oud zou zijn dat ik zelf zo naar beneden zou lopen. Ik doe het nu al soms, als ik iets in mijn handen heb, voetje voor voetje, en straks wordt het de norm.
Ik herinner mijn nog de gangen van de Petraschool in Rotterdam, waar ik naar de wc ging en water dronk en iemand tikte bij wijze van groet op mijn hoofd, waardoor er een stukje van mijn voortand afbrak. Het begin van het einde van mijn gebit.
Ik herinner mij nog goed de gangen van de mulo en de pedagogische academie in Rotterdam, de collegezaal voor statistiek op de Hooigracht en de grote zalen van het Gorlaeus Laboratorium in Leiden, waar Willem Wagenaar uitlegde hoe onbetrouwbaar ons geheugen is. Ik weet het allemaal nog precies en overal ben ik mijzelf en overal ben ik iemand anders in de herinnering van anderen. En elke herinnering is anders. Niels, zullen we een keer samen naar het Gorlaeus gaan en een willekeurig college bijwonen?
Ate C. Vegter, 14 juni 2021