Ik hoor een piepje dat er niet hoort te zijn. Het is een berichtje op Liefs telefoon. Maar Lief is aan het werk en die telefoon zou daar ook moeten zijn. Ik kan hem zo wel even brengen, maar eerst wil ik het bed verschonen. Het is niet voor niks woensdag. Nadat ik het vuile beddengoed heb afgehaald en doende ben een nieuwe wereld te creëren voor de komende slaapweek gaat mijn telefoon. Het is Lief: ‘Hoi, ik heb mijn telefoon thuis laten liggen.’ ‘ Ja, ik zag het. Ik breng hem zo wel even.’ ‘O, echt?’ ‘Ja, is geen probleem. Vind ik leuk.’ ‘ O, dat is lief, wil je dan koffie?’ ‘Ja graag, maar ik maak eerst het bed af en dan kom ik naar je toe.’
Even later is alles gedaan en stap ik in de Volvo 240 op weg naar Amsterdam. Het verkeer is al uitgespitst en in alle rust glij ik door de IJtunnel en dan twee keer links richting Pakhuis De Zwijger. Ik parkeer langs het water en ren naar boven. Ik geef haar de telefoon en krijg koffie. Ik laat nog een stukje in de krant zien over een Nederlandse fotograaf die een Engelse prijs heeft gewonnen. Dan ben ik weer weg.
Wanneer ik een beetje rustig rij ben ik nu precies op tijd bij mijn schoonmoeder met wie ik elke week boodschappen ga doen. Het is niet voor niks woensdag. In de IJtunnel doe ik toch maar mijn dimlichten aan, ondanks dat ik bang ben dat ze straks vergeet uit te doen. Ik mijn vorige Volvo’s ging dat allemaal vanzelf aan en uit, maar hier moet ik soms een handje helpen. Ik zet alles tijdig weer uit.
Op de N247 rij ik flink door. In de verte zie ik een auto links inhalen, wat helemaal niet mag. Ik zie dat het een politiewagen is, maar zonder zwaailicht en sirene mag dat ook niet. We botsen in volle vaart op elkaar en ik zweef langzaam naar boven, de enorme ravage beneden mij overziend. Nu zal ze denken dat ik nog geleefd zou hebben, wanneer ze haar telefoon niet vergeten was. Dat is toch ook een beetje te gortig en ik minder vaart zodat de politieauto nog netjes kan invoegen.
Ik ben aan de vroege kant bij ma. Ze stoort zich aan de nieuwe grote schuur van de buurman, een gevoel wat ik wel herken, maar waar niet zo veel aan te doen is. ‘Wat ben je vroeg,’ zegt ze dan. ‘Ja,’ zeg ik, ‘ik had het druk en daar word ik efficiënt van. Als ik niks te doen heb ga ik de krant lezen en vergeet ik zomaar de tijd.’ ‘Als je mij maar niet vergeet,’ zegt ma. ‘Dat zit er voorlopig niet in,’ zeg ik. We drinken koffie en gaan dan op weg naar de Dekamarkt.
Ate V. Vegter, 17 april 2022